Uit de luiers

  • 6 juli 2017

In de praktijk zien wij regelmatig kinderen die problemen hebben bij het zindelijk worden. Soms zijn
deze kinderen al zindelijk geweest en hebben zij een terugval, maar we zien ook vaak dat het zindelijk worden maar niet wil lukken tot frustratie van de  ouders en het kind zelf. De kinderoefentherapeut kan hierbij helpen door middel van tips, houdingsadviezen en oefeningen.

Zindelijkheidsontwikkeling

De meeste kinderen worden zindelijk als ze tussen de twee en vier jaar oud zijn. Op die leeftijd leren kinderen het signaal van een volle blaas herkennen en leren ze de plas op te houden tot ze op de wc of op het potje zitten.Meestal leert een kind eerst overdag droog te blijven. Daarna leert een kind meestal pas om ook de nacht droog te blijven. In het derde levensjaar zijn de meeste kinderen overdag én ’s nachts zindelijk.
Tussen kinderen onderling kunnen er verschillen zijn in de zindelijkheidsontwikkeling; het ene kind is vroeg, het andere wat later. Het is vrij normaal dat een kind tot het vijfde jaar overdag per ongeluk een natte broek heeft. Van een probleem is pas sprake als een kind na de vijfde verjaardag nog regelmatig ‘een ongelukje’ heeft.

Onzindelijkheid of incontinentie

Er is onderscheid te maken tussen onzindelijkheid en incontinentie. In principe is er bij onzindelijkheid geen sprake van een lichamelijke oorzaak. Een onzindelijk kind
negeert de signalen van de blaas en gaat te weinig uit zichzelf naar de wc. Het gevolg is dan meestal een volledige plas in de broek, luier of in bed waarna vaak ook de natte broek wordt genegeerd. De helft van de kinderen die moeite heeft met zindelijk worden voor urine, heeft ook andere zindelijkheidsproblemen zoals ’s nachts bedplassen en broekpoepen.
Ook bij kinderen kan er sprake zijn van incontinentie. Kinderen kunnen incontinent zijn of steeds blaasontsteking krijgen door een lichamelijke afwijking.
Meestal is dat niet het geval, maar is de samenwerking tussen de blaas en het afsluitmechanisme verstoord of verkeerd aangeleerd. Bij incontinentie is er vaak juist sprake van urineverlies in kleine
hoeveelheden. Een kind met incontinentieproblemen zal dus zelden een volledig natte broek hebben.
Voor beide problemen kun je met je kind terecht bij de kinderoefentherapeut. Deze zal samen met de ouders bekijken wat eraan de hand is, waar de oorzaak ligt en aan de hand hiervan een plan opstellen. Een onderdeel van de therapie is altijd het aanleren van een goede toilethouding.
Een goede toilethouding is van groot belang om ervoor te zorgen dat het plassen en poepen zo goed mogelijk verloopt en goed wordt aangeleerd.

Voor een goede toilethouding is het belangrijk te letten op:

  • goede steun voor de voeten zodat de voeten plat op de grond (potje/kinder-wc) of op een krukje/bankje kunnen steunen (volwassentoilet).
  • zet de benen een stukje uit elkaar.
  • gebruik de hele toiletzitting en laat de billetjes niet doorhangen (door bijvoorbeeld wc-verkleiner). Wanneer de billetjes doorhangen, zorgt dit voor een verkeerde druk op de darmen.
  • leer je kind te ontspannen op de wc en juist niet te persen.

Andere tips om je kind te helpen bij de zindelijkheidstraining zijn:

  • je kind te laten weten wat het voelt: beschrijf wanneer je kind plast of heeft geplast bij het verschonen.
  • betrek je kind in je eigen proces rondom toiletmomenten.
  • maak je kind erop attent dat het moet plassen of poepen wanneer je signalen hiervoor ziet. Observeer je kind hiervoor dus goed.
  • probeer je kind niet te dwingen, dit heeft vaak een averechts effect.

Heb je vragen hierover of hulp nodig voor je kind? Informeer dan bij de kinderoefentherapeut.
Een afspraak maken kan met verwijzing van de huisarts/specialist, maar ook zonder verwijzing.

Artikel “Uit de luiers” is geschreven door Jenny van de Wiel
Kinderoefentherapeut  bij Oefentherapie Cesar ‘De Cirkel’ Bladel
Gepubliceerd in “De Uitstraling”  Bladel 52-2012  Pagina 21
Reusel 02-2013 Pagina 19