Zwemmen

  • 6 juli 2017

Angstige kinderen durven niet te drijven….

Nederland is een land met veel water. De meeste ouders vinden het daarom belangrijk dat hun kinderen leren zwemmen. Wanneer je meer dan één kind hebt, zit je algauw een aantal jaren achter elkaar in het zwembad. Regelmatig blijkt dat de zwemles moeizaam verloopt. Ook hierbij kan een oefentherapeut ondersteuning bieden.
Wanneer de zwemles moeizaam verloopt, spelen een aantal onderdelen hierbij een rol.

Het ontwikkelingsniveau van het kind

Kinderen van twee tot en met zes jaar hebben een voorkeur voor symmetrisch bewegen.Dit is te zien aan:

  • Graag met twee benen en/of twee armen hetzelfde doen, bijvoorbeeld met twee handen een bal vangen, met twee benen springen.
  • De middellijn niet kruisen.
  • Geen twee opdrachten tegelijk kunnen doen.

Wanneer je hiernaar kijkt, is het logisch dat kinderen in deze fase meestal beter op hun rug kunnen zwemmen dan op hun buik. De benen maken hierbij namelijk een symmetrische beweging en de armen worden stil gehouden zodat het kind maar één beweging tegelijk hoeft te maken. Bij het zwemmen op de buik gaat de armbeweging niet tegelijk met de beenbeweging, waardoor er een tegengestelde beweging van het kind wordt gevraagd. Vaak lukt dit pas als een kind zes jaar of ouder is. Als er een achterstand is in de motoriek, lukt dit meestal pas op latere leeftijd.

Spierkracht

Wanneer een kind een groot verschil in spierkracht tussen links en rechts heeft, kan zich dit uiten in het meer op de zij zwemmen en/of niet recht vooruit kunnen zwemmen. Als een kind te weinig spierkracht heeft, lukt het niet om met voldoende snelheid vooruit te komen.

Angst voor water

Angstige kinderen durven niet te drijven. Ze doen er letterlijk en figuurlijk alles aan om hun hoofd boven water te houden. Bij het zwemmen op de buik is dat wel lastig, maar niet echt een groot probleem. Het zwemmen op de rug is echter moeilijk, want voor zwemmen op je rug moet je je hoofd in het water leggen. Iedere keer wanneer je je hoofd optilt, zakken je billen naar beneden en lig je niet meer op je rug.

Erg watervrij zijn

Kinderen die al vroeg geen enkele angst hebben voor het water, zijn zo vrij dat de zwemles vaak maar saai is. Door hun eigen manier van zwemmen te ontwikkelen, komen ze ook wel vooruit. Ze zien de noodzaak van een mooie schoolslag niet en blijven vaak lang slordig en weinig krachtig zwemmen.

Ondersteuning door een kinderoefentherapeut

Een kinderoefentherapeut kan ondersteuning bieden wanneer de zwemles moeizaam verloopt. Wanneer het probleem te wijten is aan het ontwikkelingsniveau van het kind, biedt de kinderoefentherapeut oefeningen aan waarbij tegengestelde bewegingen van armen en benen worden gevraagd. Bijvoorbeeld: ‘wijd-/sluit springen’ en in de handen klappen bij de ‘wijd-sprong’. Wanneer een kind angstig is kan de kinderoefentherapeut nagaan of het kind ook angstig is tijdens motorische opdrachten op het droge’. Als dat het geval is, biedt de kinderoefentherapeut
oefeningen aan waarbij het kind bewogen wordt.
Voor een behandeling van de kinderoefentherapeut kunt u uw kind aanmelden met een verwijzing van huisarts, sportarts of specialist, maar ook zonder verwijzing kunt u een afspraak maken.